|
Telegrafie wordt algemeen beschouwd als
een voorloper van onze
digitale communicatie.
De
telegrafist zet handmatig de letters,
leestekens en cijfers
van de tekst
om in elektrische impulsen met behulp van een
seinsleutel.
Een elektrische stroom wordt in een bepaald patroon
onderbroken
en weer ingeschakeld.
Men kon alleen maar kiezen uit twee toestanden:
sleutel naar beneden geduwd (= stroom)
of sleutel niet bediend (= geen stroom)
en de tijdsduur (kort of lang).
kort = een punt ·
& lang = een streep -
Om
letters,
leestekens en
cijfers in patronen om te zetten
(en omgekeerd) waren er verschillende codes.
De bekendste en meest gebruikte was de
morse-code.
|
|
SEINSLEUTEL |
-- ---
·-· ··· ·
/
-·-· --- -·· ·
M O R S
E (spatie)
C
O D
E |
Een tekst wordt in code overgeseind
over een vaste lijn en aan de ontvangstkant weer
ontcijferd.
Aan de ontvangende kant worden deze signalen
meestal op een papierbandje afgedrukt, soms ook
dan veelal
hoorbaar gemaakt
via een koptelefoon of een
hoornluidspreker,
zodat een telegrafist de codes weer in letters,
leestekens
en
cijfers kan omzetten,
eventueel op schrift gesteld en als telegram bezorgd aan
de geadresseerde.
Radiotelegrafie of draadloze telegrafie is het verzenden
van
morse-berichten niet
over een vaste lijn maar via
radiogolven.
Deze morse-berichten worden ook wel
telegrammen genoemd.
Waar telegrafisten op land actief waren, zo sprak men op
zee van marconisten.
De snelheid van morse-code wordt uitgedrukt in woorden
per minuut (wpm)
en geeft aan hoe vaak het standaardwoord PARIS in één
minuut gezonden kan worden.
Een professionele telegrafist kon minimaal 20 woorden
per minuut seinen of herkennen. |