|
Radio
in België anno 1927-29
Expansie van de radio-industrie & zelfbouwamateurisme
De radio's werden
op het platteland nog veelal via accu's gevoed,
doch in
de steden was elektriciteit meer en meer geëxploiteerd.
Het zoeken naar een betere klankweergave ging echter
onverminderd verder.
Zo verdrong de conusluidspreker
de verouderde hoornluidspreker of de sporadische koptelefoon.
Radio
luisteren was er voor de
radiozelfbouwer en/of reeds gegoede middens.
De
expansie van de Belgische radio-industrie in de jaren 1920
en concurrentie met buitenlandse
merken haalde de prijs
wat omlaag.
Deze ondernemingen verwerkten meer en
meer eigen
gefabriceerde radio-onderdelen tot complete
toestellen.
Wie het zich toen kon permitteren,
kocht een
nog duur merktoestel op de Belgische markt (of een
importontvanger).
De ontstane ruchtbaarheid rond radio wekte meer en meer
interesse onder de gewone burgers op.
Door de goedkoper geworden radio-onderdelen
werden individueel zelfbouwontvangers gemaakt
aan de hand van magazines die vaak bouwplans
en
informatie omtrent het medium radio verschaften.
Het gezamenlijk bouwen aan radio's was reeds door de
talrijke gemeentelijke radioclubs in.
In 1927 waren er 34.839 geregistreerde ontvangers in
België (1928 = 36.768) (1929 = 44.061).
De radio-ontvangers mochten enkel openbare uitzendingen
ontvangen en geen particuliere correspondentie!
Omstreeks 1927 ontstonden de eerste
wisselspanningelektriciteitsnetten.
De radiofabrikanten speelden hier weer op in
en verkochten
speciaal voor de bezitters van
batterijontvangers radiovoedingen.
De op het net aangesloten radiovoeding leverde een
gelijkspanning af,
dezelfde als voorheen afkomstig van
de batterijen.
Wie het geld had kocht een radio met (ingebouwde)
netvoeding. |