|
Radio anno 1923-26 in
België
Ontwikkeling van de radio-industrie & omroep
De meeste radio's werden
nog steeds via logge natte batterijen (met vloeistoffen)
of accu´s die heropgeladen konden worden bij iemand
die reeds over een elektriciteitsaansluiting
en
laadapparaat beschikte, gevoed. Droge batterijen geraakten snel
uitgeput en waren nog te duur.
Men luisterde met behulp
van de nu meer geïntroduceerde
hoornluidspreker
met als voordeel dat iedereen
kon mee luisteren.
Eigenlijk was de hoornluidspreker ontleend aan het
principe
van de hoorn van de fonograaf of grammofoon.
Een trillend plaatje als dat van bij de koptelefoon
kreeg er een akoestisch verlengstuk (hoorn) bovenop
met als gevolg dat het geluid even schril als
schreeuwerig klonk.
Sporadisch luisterde men ook nog via een koptelefoon.
Radio
luisteren was er
nog steeds voor de experimenterende en/of kapitaalkrachtige middens.
Doch in de
vroege jaren 1920 ontwikkelde de radio-industrie
zich gestaag
en meerdere
Belgische radiofabrieken
ontstonden.
Deze ondernemingen verwerkten de radio-onderdelen, geïmporteerd vanuit
Frankrijk, tot complete toestellen. Wie het zich kon permitteren,
kocht een nog duur merktoestel op de Belgische markt
(of
een importontvanger).
In 1923 waren er al 2.990 geregistreerde ontvangers in
België
(1924 = 11.977) (1925 = 23.781) (1926 = 24.071).
Meer en meer voegde men de losse eenheden - van de
vroegere modulaire types - samen.
Deze versmolten in één behuizing met
uitzondering van de luidspreker
en de eventuele
raamantenne die nog
steeds afzonderlijk waren.
Alsook ontstonden de eerste
gelijkspanningselektriciteitsnetten.
De radiofabrikanten speelden
hier op in en verkochten
speciaal voor de nog steeds dure batterijontvangers
radiovoedingen.
De op het net aangesloten radiovoeding leverde een
gelijkspanning af,
dezelfde als voorheen afkomstig van
de batterijen. |